gedichten
Reveil
k heb ze nodig, de dichters
de levende en de dode
om hun verzen te knopen aan elkaar
tot een prikkeldraad waar de dood
niet overheen kan
je kan er niet mee naar de oorlog
bovenal leven zij in hun verwaaide
hoofden, struikelen al over een komma
dwalend onder het blauwe licht van
verlegen lantaarns
en toch, ik heb ze nodig, nu meer
dan ooit de dichters de levende
de dode, hun verzen op spanning
hun gewogen woorden
nu mijn taal zich terugtrekt
het eb is in mijn lichaam
en de leegte zo groot, maar zo
onaanzienlijk groot, maar zo
onaanzienlijk,
maar zo.
Maud Vanhauwaert,
Uit haar brief aan alle Antwerpse dichters
Zeg mij, leven,
zodat ik mijn taal kan zijn.
Lees mij,
zodat ik je kan begrijpen.
Is het waar,
dat wij eens
uit elkaar zullen gaan?
Ik naar het niets,
en jij
naar de vergetelheid?
Ik wil het niet geloven,
dat wij
niet voor altijd
bij elkaar zullen zijn.
Ik ben het mooiste toeval,
omdat het ons bij elkaar bracht.
Leven,
blijf voor mij
langer dan
ik.
Rodaan Al Galidi
uit 'Koelkastlicht'